Warmtepompen werken het meest efficiënt bij lage temperaturen. Dat conflicteert met de eis van een hoge temperatuur aan de bereiding van het warm tapwater in verband met Legionella-preventie. Bij hoge temperaturen daalt het energierendement van een warmtepomp sterk. Een hybride warmtepomp lost dat op door de bereiding van het warm tapwater over te laten aan een geïntegreerde gasketel die bij hogere temperaturen een hogere primaire energie-efficiëntie heeft dan de warmte­pomp zelf. Bestaande woningen die niet of matig zijn geïsoleerd en niet beschikken over een lage temperatuur verwarming zoals vloerverwarming, hebben in het midden van het stookseizoen ook behoefte aan hoge(re) temperaturen voor de ruimteverwarming. Dit zijn de zogeheten pieklasten. De vraag van de opdrachtgever was hoeveel er dan nog over blijft voor de warmte­pomp zelf.

Het hoofdresultaat van het onderzoek was dat de onderzochte hybride warmte­pompen 13-19% minder CO2-uitstoot veroorzaken dan met alleen een gasgestookte ketel. Dat is op zich positief maar toont wel een groot verschil met de verwachting: een vermindering in CO2-uitstoot tot 50% voor hybride warmtepompen in woningen. Het praktijk­onderzoek toonde dat te vaak onnodig veel vermogen van de hybride warmtepomp wordt gevraagd. Een warmte­pomp heeft doorgaans een bescheiden thermisch vermogen. Wanneer de warmtevraag in de praktijk (te) snel wordt overschreden, dan springt de geïntegreerde gasgestookte ketel (automatisch) bij. De achterliggende oorzaken van de vaak optredende (te) grote warmtevraag waren het ontbreken van een weersafhankelijke regeling en een ‘te zwaar’ ingestelde circulatiepomp.

Geleverde diensten:

  • Monitoring klimaatinstallatie
  • Analyse resultaten in relatie tot instellingen en gebouwkenmerken